448 pagina's
isbn 9789072603968
luxe paperback, tweede druk
rijk geïllustreerd
geheel in kleur
€ 29,50
isbn 9789072603982
Wild en bijster land behoorde tot de laatste vijf kanshebbers van honderd inzendingen voor de Jan Wolkers Prijs 2014, die wordt toegekend aan het beste natuurboek in Nederland.
Wildernis bestaat niet meer in Nederland. Hoe hard we ook zoeken naar ongerepte natuur, overal zijn de sporen van menselijk ingrijpen zichtbaar. In dit boek zwerven we rond door Planken Wambuis, een ruig gebied op de Veluwe waar de tekenen van menselijke aanwezigheid verder weg zijn dan elders. Wat kan zo’n gebied ons leren over de waarde van de natuur en de verantwoordelijkheid van de mens? Daarover gaat Wild en bijster land.
In de pers
‘In de beschrijving van zeven wandelingen, die natuurbeheerder Machiel Bosch met Martien Frijns kriskras door het gebied maakte, komt de natuur en de sfeer van Planken Wambuis bijna tastbaar tot leven. In gedachten wandel, kijk en beleef je de rust en schoonheid van het landschap met ze mee.’
Dagblad Trouw, 14 december 2013
‘Het is prachtig vormgegeven. Het is een bladerboek en zelfs als je nog nooit op Planken Wambuis bent geweest, en er heel ver vandaan woont, dan denk je, goh, ik wil er toch een keer heen gaan. En het gaat ook over veel meer dan Planken Wambuis. Het gaat over natuur in Nederland.’
Jean-Pierre Geelen in het VARA-radioprogramma, Vroege Vogels, 7 september 2014
‘Maar het mooie van dit machtige boek is natuurlijk vooral de brede blik, en het geschakeerde beeld dat je krijgt van een van de mooiste natuurgebieden die Nederland rijk is, gevat in een boek waar je uren in kunt ronddwalen, bijna net als in Planken Wambuis zelf...’
Moors Magazine, februari 2014
Natuurbeheerder Machiel Bosch, initiatiefnemer
Wild en bijster land en redactielid
‘Vrijwel elke dag ben ik op Planken Wambuis. Dat is logisch, want ik woon er, ik werk er, ik leef er. Al meer dan twintig jaar. Met mijn vrouw, met mijn kinderen die hier opgegroeid zijn. Hier speelden ze, bouwden hutten in bomen, zagen wilde dieren en kwamen een keer thuis met een nog stinkende hertenschedel compleet met gewei. Wat vindt Planken Wambuis daar nu zelf van, vraag ik me wel eens af. Ze (ik noem haar ‘zij’) kent ons uiteraard, net zoals de raven die op korte afstand van mijn huis wonen, mij kennen. Planken Wambuis kent me en houdt me in de gaten, met haar engelengeduld. Wetend dat ik op een dag weer vertrokken ben, net als mijn voorgangers, net als al die anderen die hier komen, om te wandelen, te fietsen, om bij zinnen te komen, om te denken dat ze hier alleen zijn of samen.
Planken Wambuis geeft. Als ze zin heeft, als zij de tijd daarvoor geschikt acht. Op een sobere wijze. Geen grote, uitbundige cadeaus, maar subtiele giften, dat past bij haar. Je moet ze alleen herkennen.’