Verschijnt 30 juni 2016
luxe paperback
geïllustreerd
in kleur
ca. €24,50
isbn 9789072603524
Brabantse boeren in het land
van de Menominee-indianen (1850-2016).
Over ‘voorlopers’ en ‘achterblijvers’.
H I S T O R I S C H E N O N - F I C T I E
Waar komen we vandaan, waar gaan we naar toe, wat bepaalt wie we worden? Een prachtgegeven voor een historisch non-fictieboek. Ton Verstegen (1944), oud-journalist bij De Groene Amsterdammer, schreef daarover Rogge en wilde rijst. Hij stamt uit een Brabantse boerenfamilie met een klein gemengd bedrijf. Verstegen ontdekte dat een deel van zijn voorouders rond 1850 emigreerde naar Amerika. Hij dook de archieven in, vond een schat aan briefmateriaal en reisde af naar Wisconsin USA. De Brabantse gelukzoekers bleken te wonen in het gebied van de Menominee-indianen, ‘het Volk van de Wilde Rijst’.
Rogge en wilde rijst is een verrassend dubbelportret. Het eerste deel vertelt het pioniersverhaal van de landverhuizers onder de bezielende leiding van Theodorus J. van den Broek, priester en avonturier. Op basis van meeslepende 19e-eeuwse ooggetuigenverslagen en eigen waarnemingen schetst de auteur hoe het de geëmigreerde Brabanders en de Menominee vergaan is in anderhalve eeuw. Daarbij komen thema’s aan de orde als grondbezit, duurzaamheid, autonomie, vooruitgang en emancipatie. Daarover schrijft Verstegen met grote deskundigheid. Hij is – net als schrijver Frank Westerman – journalist en opgeleid aan de Landbouwuniversiteit Wageningen. In het tweede deel van zijn boek keert de schrijver terug naar het Brabantse boerenbedrijf, het land van zijn jeugd, en naar zijn studietijd.
Beide delen samen vormen een zeer persoonlijk gekleurde, fraai geïllustreerde mentaliteits- en familiegeschiedenis. Dankzij Verstegens vaardige pen, scherpe geheugen en poëtische blik leest Rogge en wilde rijst als een roman over ‘voorlopers’ en ‘achterblijvers’.
Fragment uit Rogge en wilde rijst
Droom Mijn vader is gestorven in 1988. Maar niet lang geleden verscheen hij op een ochtend in mijn halfslaap. Ik zie hem staan in de deuropening vanuit het halfdonker van mijn slaapkamer. Uitdagend kijkt hij me aan. Het is onmiskenbaar mijn vader, maar wat ziet hij er vreemd uit. Hij heeft een witte pet op en een pofbroek aan boven geruite kousen en vuilwitte schoenen. Deze man is op weg naar de golfcourt. Mijn vader. Een eenvoudige boer uit Oost-Brabant die ik alleen ken in zijn manchesterbroek of zondagse pak.
‘Nou, komt er nog wat van,’ lijkt hij te zeggen. ‘Wat lig je daar nog?’ Zijn blik is samenzweerderig. Mijn vader mag er raar hebben uitgezien maar misschien had ik wel zo’n vader gewild. Een man van de wereld in plaats van een boertje dat zijn pet afnam voor de pastoor. Ik had in mijn halfslaap van mijn vaders boerenpet een witte golfpet gemaakt, en een golfstick van de zicht waarmee hij de rogge maaide.
[Eerste fragment uit Rogge en wilde rijst]
Menoninee-familie (boven) en Oost-Brabantse emigrantengezin vlak voor hun vertrek naar Little Chute, Wisconsin USA
Ton Verstegen
Foto: Jeroen Bosch
Ton Verstegen (1944) studeerde agrarische sociologie aan de Landbouwhogeschool Wageningen. Bij ArtEZ Academie van Bouwkunst te Arnhem gaf hij leiding aan de ontwerpateliers over raakvlakken tussen architectuur, landschap en landbouw. Hij publiceerde over ruimtelijke ordening, stedenbouw en (landschaps)architectuur, onder meer voor het Nederlands Architectuur Instituut. Verstegen was redacteur van het Jaarboek Architectuur in Nederland en schrijft incidenteel voor het tijdschrift de Architect en de architectuursite Archined.
‘...het hele gebied tussen woonkamer en stal een gebied vol tegenspraken die uitnodigen tot een bewegend denken: het stookhok met de sopketel, het hok waar klompen en vuile kleren achterblijven alvorens men de keuken betreedt, het onbekende gebied achter de trap, de pomp met de drinkwaterbak. Het zijn gebieden waar de dingen en geluiden in een schemer zijn gehuld, de overgangsplekken tussen werk en rust, vuil en schoon, doordeweeks en zondags; een drempelruimte bewaakt door mijn moeder. Hier vindt ook de stille strijd plaats tussen de overlevingscultuur van mijn vader en oom en de hang naar de vooruitgang van mijn moeder.’
[Tweede fragment uit Rogge en wilde rijst]