isbn 978 94 93183 07 0
480 pagina’s
formaat 15 x 23 cm
rijk geïllustreerd, deels in kleur
gebonden
prijs € 45
L.Th. Lehmann (1920-2012), scheepsarcheoloog en dichter, kreeg al vanaf zijn eerste publicaties als achttienjarige erkenning van de redacteuren van literaire bladen. Zijn gedichten vallen meteen op door het jeugdige elan en een moderne en pakkende beeldspraak die in de Nederlandse poëzie op dat moment ver te zoeken zijn. ‘Overrompelend oorspronkelijke verzen,’ worden ze genoemd. Zijn optredens waren vaak onconventioneel en doorspekt met burleske humor en ironie. In de Tweede Wereldoorlog werkte hij onder meer mee aan het surrealistische en dadaïstische tijdschrift De Schone Zakdoek. In zijn latere poëzie geeft hij blijk van meer nuchterheid. Zijn verhalend proza heeft soms een toon van ontgoocheld idealisme en bevat met ironie vermengde romantiek. Lehmann heeft behalve als dichter ook internationaal naam gemaakt als archeoloog. In de jaren ’60-’70 publiceerde hij verschillende studies over prehistorisch aardewerk, zogenaamde potbekers, uit het Laat-neolithicum en over de opgraving van een grafheuvel uit de bronstijd in West-Friesland. In 1995 promoveerde hij op een onderzoek naar de geschiedenis van de scheepsarcheologie.
Foto: Tessa Posthuma de Boer
De biograaf, Jaap van der Bent (1948), was tot zijn pensioen in 2013 universitair docent Amerikaanse letterkunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zijn specialisme is het werk van de Beat Generation. Van der Bent publiceerde onder andere in De Revisor, Armada, Vrij Nederland en NRC-Handelsblad. Over Lehmann schreef hij eerder in Filter en De Parelduiker.
Interview met de biograaf
Jaap van der Bent
‘In mijn boek wilde ik niet overgaan tot het duiden van de persoonlijkheid’
De biografie die Jaap van der Bent maakte, behandelt leven en werk van dichter Louis Lehmann (1920-2012) in chronologische volgorde en is ruim geïllustreerd. Een flink aantal foto’s zijn afkomstig uit het archief van Emiel van Moerkerken, een surrealist met wie Lehmann een leven lang bevriend was. Een rode draad in het boek is het gegeven dat Lehmann zich moeilijk kon binden: niet aan personen, maar ook niet aan literaire bewegingen.
Foto:Roland Hoedemaekers
Van der Bent: ‘Louis Lehmann is heel interessant als dichter. Vind ik. Ik zou hem niet een homo universalis willen noemen, zoals sommigen doen. Hoewel hij natuurlijk wel heel veelzijdig was: hij schreef poëzie en proza, recenseerde literatuur en vertaalde, was jurist en archeoloog, componeerde en speelde muziek en was een goed danser. Ook maakte hij collages en tekende. Een multitalent was hij zeker. Ik zou hem de perfecte amateur willen noemen, althans in zijn beeldende werk. In mijn ogen was hij het belangrijkste als dichter en literair criticus, maar hij schreef ook goed speelbare toneelteksten. Al meteen bij zijn debuut in 1939 werd zijn grote talent opgemerkt door de beeldbepalende schrijvers en critici van dat moment, zoals Simon Vestdijk en Menno ter Braak.’
Emotie en intellect
‘Waarom ik begonnen ben aan mijn biografie van Lehmann? Dat vroeg Alida Beekhuis, Louis’ weduwe, mij ook. Ik heb Lehmann tamelijk vroeg ontdekt, op de middelbare school. Ik las stiekem zijn gedichten onder de tafel tijdens de les. Over James Dean bijvoorbeeld. Daar was ik een groot bewonderaar van. Lehmanns persoonlijkheid sprak mij aan: een ondergrondse emotionele lading, afgeremd door zijn intellect en technisch heel knap. Het gevoelige dat door het verstand wordt ingetoomd. Hij was excentriek, een zelfstandig denkende en formulerende figuur, iemand die bij geen enkele stroming wilde horen. En iemand die eerder dan veel anderen zag hoe groot het werk van Borges was en van een figuur als John Cowper Powys. Over die laatste schreef hij: ‘…hij was ongelukkig, zoals elk weldenkend mens.’ Daar herkende ik wel wat in. Maar vaak heeft het verstand de overhand in zijn werk. Hij was zeer gehecht aan zijn onafhankelijkheid, ging zijn eigen gang. Bij vlagen keek hij neer op zijn eigen poëzie.’
Niet makkelijk
‘Ik ben hem altijd blijven volgen. Er waren perioden waarin het stil was rondom hem. Vanaf 1966 wilde hij geen poëzie meer publiceren. Toen hij na dertig jaar weer begon, pakte ook ik de draad weer op. Ik had een baan op de universiteit als wetenschappelijk medewerker Amerikaanse literatuur. Op een gegeven moment wilde ik iets schrijven over Lehmann en zijn vertalingen. Toen kwam het idee van deze biografie. Ik heb hem maar één keer ontmoet. Nou ja, zijn stem gehoord, in zijn huis. ‘Dat was Louis,’ zei Alida toen. En één keer op een Boekenweekfeest in Nijmegen. Toen heeft hij voor mij een boek gesigneerd. Misschien bewonderde ik hem toen te veel; daar hield hij niet van. Makkelijk in de omgang was hij niet, hij legde moeilijk contact. Hij wilde niet praten over koetjes en kalfjes, alleen over wat hij zinnige onderwerpen vond. Hij heeft ook af en toe rake tikken uitgedeeld. Een snob was hij niet, maar veel mensen knapten uiteindelijk toch op hem af. Hij leefde voor zichzelf tot op zekere hoogte, zoals veel kunstenaars.’
Een van de origineelste dichters
‘In mijn biografie wilde ik niet overgaan tot het duiden van de persoonlijkheid. De feiten heb ik zo goed mogelijk geschetst, er was veel bronnenmateriaal en ik heb met heel veel mensen gesproken. De lezer kan zelf zijn conclusies trekken. Maar voor mij is Louis Lehmann in de eerste plaats een van de meest bijzondere en origineelste dichters die de Nederlandse literatuur heeft voortgebracht.’